Sint Rafaël kerk

Bijzondere voorwerpen


Het corpus

Het corpus vóór in de kerk, tegen de achterwand, is bijzonder en behoort daarom tot onze rijkdommen. De beeldhouwer Hulsbeck uit Almelo heeft het in de oorlogsjaren gemaakt uit betrekkelijk armetierig materiaal, omdat in de oorlogstijd (1940_1945) weinig goed materiaal beschikbaar was. Het lichaam bestaat uit een met dikker hout beklede kist, de verdere delen, hoofd, armen en benen zijn uit massiever materiaal vervaardigd.
De beeldhouwer heeft het gesneden voor de kerk in Deventer waar hij gedoopt was. Het is later verhuisd naar ‘Insula Dei’ in Arnhem.

Toen de bouwpastoor van onze kerk, pastoor van Schadewijk, eens op bezoek was bij zijn klasgenoot A. Jansen, die daar rector was, constateerde hij dat het kruis daar door een verbouwing op een minder geschikte plaats was terecht gekomen. Met een kwinkslag heeft hij toen gezegd: ‘t Hangt hier helemaal verkeerd!’. De wedervraag "Waarom", werd beantwoord met "In Overvecht krijgt het een veel betere plaats".

En zo gebeurde het dat op een zondagmiddag een vrachtwagentje naar Arnhem trok en dit corpus, met daarachter toen nog een grote zwarte kruisbalk, naar Overvecht bracht. De zwarte kruisbalk paste geheel niet in het interieur van de H.Geest kerk, en is daarom verwijderd. Het is later verzaagd tot een kastje bij het orgel.
Als met enige aandacht naar het corpus wordt gekeken zal waarschijnlijk opvallen dat het hoofd geen doornenkroon draagt, maar een konings- of keizerskroon.Dit schijnt naar middeleeuws voorbeeld te zijn gedaan. Maar de indruk bestaat ook dat de beeldhouwer de bedoeling heeft gehad dat na het lijden toch de overwinning wacht.
Het was immers oorlog toen het werd gemaakt.

Het wandkleed

Rechts voor in de kerk ziet u een groot wandkleed. Zo op het eerste gezicht is het niet meer dan een huiselijk tafereel. Maar bij nadere beschouwing en enige toelichting zult u hier veel meer aan ontdekken. Deze afbeelding is namelijk bekend als "Sint Anna ten drieën". Dit begrip hangt nauw samen met de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Als de dochter Maria zo’n hoge uitzondering geniet boven andere vrouwen, dan moet haar moeder, de H. Anna, ook een bijzondere vrouw geweest zijn.
In de late Middeleeuwen (1300-1400) kreeg het gezin steeds meer aandacht. Eigenlijk een vorm van opwaardering. Vandaar dat vanaf die tijd op kunstwerken niet alleen Maria maar ook haar ouders, Anna en Joachim, en Jozef en het kind Jezus werden afgebeeld. Soms zelfs nog meer personen, misschien wel een afbeelding van het gehele volk. We zien Anna en Maria, bezig met dagelijkse handwerken en wakend over het spelende Kind, in een omheinde ruimte.
Rechts zijn Joachim en Jozef op weg naar huis, kennelijk na arbeid in de omringende hof.
Dit wandkleed werd vervaardigd door de naaldkunstenares mevr. Hildegard Brom-Fischer. Zij was de echtgenote van de edelsmid Jan-Eloy Brom, die ook veel kerkelijke kunst op zijn naam heeft staan.
Zij maakte veel kerkelijke naaldwerken o.a. afbeeldingen op de bisschoppelijke zetel in de Catharina kathedraal. In veel R.K. kerken en bij particulieren hangt werk van haar handen (z.g. doopkleden). Het wandkleed in onze kerk is afkomstig uit de R.K. Huishoudschool ‘Mariëndaal’, toenmaals in Zuilen. Deze school werd in 1964 plechtig ingewijd door Kardinaal Alfrink. Het schoolbestuur mocht gebruik maken van de regeling dat een percentage van de bouwkosten aan een kunstwerk besteed mocht worden.
De gelukkige keus viel op "Anna ten drieën". Het was een zeer toepasselijke afbeelding voor een huishoudschool. Toen de school werd opgeheven is besloten, mede op aandringen van de toenmalig directeur dhr. J.W. de Jong, om dit wandkleed aan de H.Geest kerk te schenken. Voorwaar geen slecht idee!

Glas in lood

Voordat het grote glas-in-lood raam wordt beschreven, zal eerst iets over het ontstaan van glas in lood worden verteld.
De kunst van het glas maken is al vele eeuwen oud. Maar men was niet in staat om grote oppervlakken te maken. En met de toen gebruikelijke dikke muren was men met de kleine stukken lichtdoorlatend materiaal niet echt gebaat.
Vooral toen in de Middeleeuwen de grote kerken en kloosters gebouwd werden, ontstond de behoefte aan grotere ramen. Dus ging men op zoek naar mogelijkheden om deze samen te stellen. Vooral de monniken bemoeiden zich met deze pogingen. Zij kwamen op het idee om uit kleine stukken glas de vereiste oppervlakte uit te leggen en de overgebleven naden met lood vol te gieten. Door de verschillen in temperatuur tussen lood en glas zal er heel wat kapot gesprongen zijn. Maar ook de nabewerking van het ruw gegoten lood vereiste heel wat arbeid. Uiteindelijk wist men in het algemeen toch een goed product te verkrijgen. Soms werd het lood zelfs nog versierd met graveerwerk. Omdat deze werkwijze veel kunde, arbeid, kunstzin en inspanning vergde is het weinig verbreid geweest en is er niet veel van bewaard gebleven. Later ontdekte men dat lood koud te persen was tot strips met aan één of beide zijden een gootje ter breedte van de dikte van het te gebruiken glas.
De methode om glas te maken werd ook steeds beter, waardoor grotere oppervlakken glas gemaakt konden worden. Ook het kleuren van glas kreeg men onder de knie. Dat gebeurde meestal door metaaloxiden aan het gesmolten materiaal toe te voegen. Vooral Frankrijk leverde veel mooie warme kleuren. Nu nog te zien in vele Franse kathedralen. In die tijd ontstond ook het brandschilderen. Door de gewenste afbeelding met kleurstof (meestal zwart) in te vullen en daarna opnieuw tot smeltpunt te verhitten, ontstond het gevraagde effect. Dit laatste is echter op ons grote raam niet van toepassing.

Ons grote glas-in-lood raam achter in de kerk is direct bij de bouw van de kerk geplaatst. Het is in een groot glazeniersatelier vervaardigd. Het ontwerp is van Carel Bruens. Het beeldt de nederdaling van de Heilige Geest uit en is, voor zover hij het zich kon herinneren toen hij er jaren later naar gevraagd werd, gebaseerd op een tekst van de theoloog Kühn.
Carel Bruens zegt zelf over zijn creatie: ”De Heilige Geest daalt hier in overvloedige kleuren en golven op aarde neer en zet zich voort tussen de mensen, die in de gehele bol aanwezig zijn, geabstraheerd weliswaar. U ziet hoofden als cirkels met lichamen. Midden in het raam ziet u een staande figuur met een duidelijk hart, die iemand in de armen houdt als bescherming en troost. Tussen de mensen zijn lopen van kanonnen en een liggende bom. Oorlog, vuur, waartussen wij moeten leven. Ik wilde in dit raam, waar geen geluk uitstraalt en strijd en verdriet te zien zijn, toch met felle kleuren van het licht van de Heilige Geest, de troost laten zien, naast de mooie tekst “Kom, o Geest, in de droefheid van deze wereld”. Een verzoek dat nog steeds van toepassing is.

Als u van puzzelen houdt moet u beslist eens goed naar het raam kijken en proberen te vinden waar die tekst verborgen is. De tekst is weergegeven door glas en door lood.
Maar als u het direct wilt zien, kunt u ook hier kijken.

Jammer genoeg heeft het raam twee ernstige aanvallen moeten doorstaan. De eerste door een storm, waarbij het grootste deel naar binnen is gedrukt en door balken en stuthout op zijn plaats gehouden moest worden. De schade is daarna grotendeels hersteld door drie amateurs. Omdat zij resp. leraar autotechniek, ziekenhuistechnicus en groenteboer waren, zijn zij eerst in het openluchtmuseum gaan kijken. Daar waren demonstraties glas in lood zetten. Wat zij daar leerden werd in de praktijk gebracht. Toen is ook aan de binnenzijde de tweede glaswand aangebracht, om de temperatuur beter te kunnen beheersen.
De tweede aanval kwam van wat we maar de ‘lieve jeugd’ zullen noemen. In enkele weken werd met luchtbuks kogeltjes, stenen en zelfs appelen, veel schade toegebracht. Dit kon een lid van de bekende Utrechtse familie Broekman niet langer aanzien en heeft door een eenmalige sponsoring het herstel bespoedigd. Tegelijkertijd zijn, om nieuwe beschadigingen te voorkomen, nieuwe kozijnen met kunststof aangebracht aan de buitenzijde. Deze hebben ervoor gezorgd dat een nieuwe aanval goed is doorstaan.

De kruiswegstaties

De 14 kruiswegstaties hebben een vaste plaats gekregen na de verbouwing van de kerk. Tot dan werden ze alleen te voorschijn gehaald voor de Kruisweg op Goede Vrijdag.
Zij zijn geschilderd op een harde achtergrond en tamelijk groot. Diegenen onder u die vroeger wel eens in de St. Monicakerk aan de Herenweg in Utrecht kwamen (helaas in de zeventiger jaren van de vorige eeuw afgebroken) en daar goed hebben rondgekeken zullen ze hoogstwaarschijnlijk wel herkennen, want daar hebben ze aan de wand gehangen. Toen deze kerk werd afgebroken zijn de staties verhuisd naar de St. Nicolaaskerk, in het Ondiep. Daar hadden ze geen vaste plaats en werden niet gebruikt. Uiteindelijk zijn ze bij ons gekomen.























De kruisweg, die onlangs is aangebracht op de wanden van sacristie en kapel, is dus afkomstig uit de voormalige Monicakerk.
Een korte geschiedenis van deze kerk:
In 1882 wordt Pater Bernardus van Eert pastoor van de parochie; in 1895 zal hij de eerste Provinciaal worden van de inmiddels opgerichte Nederlandse Provincie der Paters Augustijnen. Onder zijn pastoraat wordt het eerste Augustijnenklooster na de Hervorming in Nederland gebouwd aan de Herenweg met de St. Monicakerk als hulpkerk van de Augustinuskerk.
De consecratie van de Monicakerk vindt op 11 augustus 1886 plaats. Dan wordt er ook begonnen met de theologische opleiding van de fraters van de Orde. In 1919 wordt de kerk tot zelfstandige parochie verheven en in dat zelfde jaar wordt een nieuwe parochie door de Augustijnen in Utrecht opgericht, toegewijd aan Onze Lieve Vrouw van Goede Raad.
Op 25 juni 1972 wordt de St. Monicakerk gesloten na een Pontificale H. Mis, waarin Kardinaal Bernardus Alfrink voorging. In 1977 is de kerk afgebroken. De staties zijn toen naar de H.Geest kerk gekomen.
Naspeuringen in het Utrechts Gemeente Archief bracht een document boven tafel uit 1893, opgemaakt in het Latijn, van de toenmalige Aartsbisschop van Utrecht, over deze staties. De Nederlandse vertaling luidt:



Petrus Mathias Snickers,
Omwille van God en de Apostolische Stoel,
Aartsbisschop van Utrecht,
Huiselijk prelaat van Zijne Heiligheid paus Leo XIII, assistent van de Pontificale Stoel, etc.

Groet in de Heer allen die dit schrijven zullen zien.

Om een grotere devotie voor het Kruis en het Lijden van onze Redder te bevorderen staan wij op grond van een bijzondere apostolische bevoegdheid, aan ons verleend op 22 januari 1893 voor de tijd van 5 jaar, te rekenen vanaf de 8ste van de volgende maand april, door dit schrijven toe dat in de Kerk van de H. Monica te Utrecht een vrome oefening van de 14 Staties van de Kruisweg wordt ingesteld, terwijl wij aan de zeereerwaarde pater Albertus, provinciaal van de Minderbroeders der Capucijnen in onze streken, de mogelijkheid bieden om met behoud van wat behouden moet worden de kruisen en beelden te zegenen en ze op te hangen aan de muur van voornoemde kerk met toepassing van ale aflaten en privileges, die de hoogste pontifices (de pausen) hebben toegekend aan diegenen die voornoemde oefening volbrengen.

Gegeven te Utrecht, 5 mei 1893
PM Snickers

logo

© 2011 Mijn-eigen-website.nl